Nieuwsbrief - Seizoenstip

Brandneteltouw (twijnen met twee strengen)

1

Op dit moment kun je nog steeds lange, levende brandnetelstengels vinden (linker foto). Daar kun je een flexibel en behoorlijk stevig touw van maken.

Snijd ze laag onderaan de stengel af. Ontblader dan de stengel van onder naar boven. Daarvoor kun je eventueel een doek gebruiken, dan wrijf je meteen de brandharen op de stengel kapot (rechter foto).

2
3

Plet vervolgens de 'knopen' door ze hard samen te drukken tussen duim en wijsvinger. Mochten ze te stevig zijn, dan kun je ze ook pletten tussen twee voorwerpen. Let wel op dat deze niet te ruw zijn, want dan maak je de vezels kapot (links). Het pletten vergemakkelijkt later het schillen.

Nu kun je de stengel eenvoudig splijten over de gehele lengte (rechts). Laat de stengeldelen verder aan elkaar vast zitten.

4
3

De vezelige schil is het basismateriaal van je touw, maar moet nog gescheiden worden van de houtige delen. Je gebruikt bij het schillen je (wijs)vinger, omdat de schil de bocht kan maken, maar de meeste houtige vezels niet. Erg belangrijk hierbij, is dat je 'achterstevoren' werkt: breek steeds een stukje op een paar centimeter van het houtige uiteinde af (links). Doe je dat niet, dan breek je vaak de schil voordat je de hele stengel-lengte hebt gehad. Verwijder ook de stukjes houtvezel die aan de schil blijven hangen.

Voor snel bindwerk kun je de brandnetelschillen nu direct gebruiken. Houd er wel rekening mee dat het ongetwijnd ('ongevlochten') minder sterk is en ook nog krimpt. Dit is ook de reden dat je het vóór het maken van touw droogt: als je het direct zou twijnen, vervormt dit je touw, waardoor het minder sterk wordt. Hang de brandnetelschillen enkele uurtjes te drogen (rechts). Als je ze opgerold ophangt, is het later makkelijker ze weer nat en flexibel te maken in bijvoorbeeld je kookpannetje (tip uit het Bushcraft Handboek).

4
3

Het twijnen kun je beginnen door een aantal vezelbundels samen te nemen. De dikte kun je zelf kiezen. Wel moet je de strengen zo kiezen (en keren) dat dit beginnetje overal ongeveer even dik is. (Anders gaat de ene streng om de andere wikkelen en wordt het touw zwakker.) Draai nu met je ene hand de bundel strengen in de ene richting en met je andere hand in de andere richting. Zo ontstaat er vanzelf een lus ongeveer in het midden (links).

Dit is het begin van je touw. Na dit beginnetje blijf je eigenlijk hetzelfde doen: draai elke afzonderlijke bundel vezels tot een streng in de richting waarin je begon. Je draait beide strengen nu dus in dezelfde richting, omdat de uiteindes nu dezelfde kant op wijzen. De strengen zullen daardoor ook vanzelf in elkaar draaien. Met je vingers kun je dit in elkaar draaien wat stimuleren (rechts). Je zult dan merken dat je de strengen in elkaar moet draaien in tegengestelde richting als waarin je de afzonderlijke strengen draait.

Als je op zo'n 5-10 centimeter van het uiteinde van één van de strengen bent, verleng je door nieuwe vezels toe te voegen. Zorg voor meerdere centimeters overlap met de vorige bundels vezels, waardoor de nieuwe vezels goed vast komen te zitten. Probeer daarbij het touw wel even dik te houden.

4
5

Als je touw lang genoeg is geworden, leg je een in het uiteinde een simpele stopknoop (links). Deze zorgt ervoor dat de strengen niet meer loswikkelen. Knip daarna de vezels af waar die uit het touw steken, vooral waar je verlengd hebt.

Dit touwtje maakten we door de vezels van twee brandnetels per streng te nemen. Je kunt ook dunner touw maken, maar dan wordt het wat lastiger om beide strengen even dik te houden.


Naar de 3e november seizoenstip: bramentouw.

Naar het nieuws overzicht.